Tag Archives: heat

kindamuzik review: heat

hunter complex - heat frontHonderd stuks worden op doorzichtig vinyl geperst op de wereld los gelaten. Honderd stuks komen in het zwart voor de dag. Deze twee varianten van Heat vormen de tweede langspeler van Hunter Complex, de naam waaronder Lars Meijer aan de slag gaat met een fikse batterij synthesizers en aanverwante elektronica. De plaat laat een geluid horen dat honderd procent schatplichtig is aan de (klater)gouden synthesizerjaren van maestro’s als Vangelis, Jean-Michel Jarre, Giorgo Moroder en Jan Hammer. Toen was de lp nog het voorkeursformaat voor wie muziek wilde kopen. Je vrienden op de hoogte stellen van wat je leuk vond, deed je door bandjes op te nemen. Ook handig trouwens voor in je walkman.

Heat is een opvallend staalkoude bedoening met her en der vocalen die op verre afstand blijven. De plaat is aanlokkelijk melodieus; de steriele klankwereld is tegelijkertijd nauwelijks knus of menselijk uitnodigend. Kitsch ligt als een hoogpolig vachtje op de grond voor een fout bankstel en Chriet Titulaer babbelt nog olijk over zijn wondere wereld. Hunter Complex ademt, leeft en viert het futurisme dat in de jaren tachtig doorklonk in de synthesizermuziek gewoonweg lekker nog eens dubbel en dwars. Space age airbrushschilderij op de hoes en klaar. Niks meer aan doen. Doet Heat dan ook niet.

Voor wie er destijds al bij was, is Heat vooral een anachronistische (al dan niet tenenkrommende) trip down memory lane. Jongeren horen nu ook eens de geluiden van toen, maar de verzamelde oeuvres van de vaak wél pionierende inspiratiebronnen van Hunter Complex passen nu op één mp3-speler en zijn alom te vinden op streaming services. Aan de andere kant: wie is er niet door een act van het moment eens op zoek gegaan naar de mosterd? Op zich niets mis mee.

Twee plaatkanten lang is de hamvraag voor alles of dit nu het hoogte- of dieptepunt is van retromania. Of is Heat niets meer, maar zeker niets minder, dan de onderstreping van de steeds net voorbij het grijpen liggende belofte van het futurisme: Faster, harder, Hunter Complex; een perpetuum paradox van het wedstrijdje tussen Achilles en de schildpad?

Sven Schlijper

original article

nonpop review: heat

hunter complex - heat frontWir befinden uns musikalisch in den 80er Jahren – wieder einmal möchte man fast schon in Endlosschleife sagen. Diesmal ist es das Projekt Hunter Complex des Niederländers Lars Meijer, das uns mit dem Zweitling Heat diese Ära wieder einmal näherbringt. Dabei erschließt sich aus dem technischen Ansatz des Projektes auch gleich schon der Sound. Lars Meijer hat nämlich fein säuberlich aufgeführt, mit welchen Geräten er gearbeitet hat, so dass man weiß und auch hört, dass nicht das analoge Zeitalter im Vordergrund steht, sondern dass man mit dem Gebrauch der ersten digitalen Synthesizer klangtechnisch in der Mitte bis zweiten Hälfte der 80er Jahre zu verorten ist. Allerdings kann man auch einen Yamaha DX 7 auf sehr unterschiedliche Weise einsetzen, so dass es der Erläuterung bedarf, dass man eher die hellen, weichen und fließenden Sounds der Epoche für sich wiederentdeckt und nicht z.B. die kantigen und drängenden Basssequenzen, die damit auch möglich sind, wie genügend EBM und Wave-Bands bewiesen haben.
Somit steht bei Heat ein schwebender, melodiöser und luftiger Pop-Sound ohne Kanten im Vordergrund, der mit zurückhaltenden Beats und einer weichen, etwas farblosen Stimme ausgestaltet ist. Giorgio Moroder und die frühen Simple Minds bringt man selbst als Vergleiche mit und liegt damit auch gar nicht mal so falsch, jedenfalls was die Idee vom Sound angeht. Es wird aber kein Bombast oder Pomp aufgefahren; so grenzt man den Sound durch minimale Drumstrukturen etwas ein und setzt auch nicht auf hymnenhaften Gesang. Ob man damit in einem klanglichen Fahrwasser unterwegs ist, das heute unbedingt noch jemand neu aufgelegt braucht, sei allerdings dahingestellt, zumal man den eingesetzten digitalen Synthesizern ihr Alter in diesem Fall tatsächlich weitestgehend negativ anhört. Problematischer ist allerdings, dass der zwingende Song, die gute melodische oder rhythmische Idee – schlicht der Anker des Albums – fehlt. Die Stücke gleiten vielmehr unbeschwert und unauffällig dahin. So fühlt man sich jedenfalls eher unangenehm an die Popper-Phase der 80er zurückerinnert – an fluffige Formel 1-Sampler und fiese Marken-Klamotten. Für jemanden, dessen Tasse Tee das nie war – schwierig.

Tony F.

original article

the quietus review: heat

hunter complex - heat frontIn the opening scene of the film The Informers, based on the book by Brett Easton Ellis, there is this image of a typical Los Angeles 80s party. Everybody seem to be having fun but a closer look reveals ice cold faces without any emotions. As the DJ plays ‘New Gold Dream’ by Simple Minds the LA jet set kids are not actually busy with their bright new future – but with not having a clue who they are. In another scene two main characters Graham and Martin are in a red Porsche over looking LA while Martin is whining about not knowing what to do because nobody ever told him what to do. Heat would be the perfect soundtrack for Easton Ellis’ books.

This is the second album by Hunter Complex, a moniker of Lars Meijer who is one of the founders of the Haarlem based record label Narrominded. His self-titled debut album, released in 2010, was a nice excursion into the synth pop sound of the 80s, but nothing more. Heat is something completely different. Not because of the music, there are parallels in sound between this second and the first album, but in feel and mood and idea. In short, his debut album consists of nice pop songs with good melodies and edgy hooks. Heat isn’t like that at all. Yes, the melodies are smooth, the hooks edgy, but there is something else.

It’s not easy to put into words what that specific ‘else’ is. Heat is more distant and sounds more optimistic, futuristic even. A comparison to Simple Minds’ ‘New Gold Dream’ is tempting, but doesn’t tell the full story. While listening the album for the time I often thought about an another album from the beginning of the 80s: Signals, by Canadian prog-rockers Rush. The album still sounds dramatically optimistic while on the other hand through lyrics depicts a nightmare. Neil Peart’s words deal with a new technological world that will be hard to understand by man, with songs like ‘The Analog Kid’, ‘Digital Man’ and ‘New World Man’ encapsulating the struggle that is called progress.

I get the same feeling with Heat. While Signals embraces new technology to exorcise the horrors of a fast changing society, Hunter Complex is heading back to the time new technology was still fresh and the future looked bright. But the story with Heat is more complex. The ten songs on the album breath optimism and believe in the future and although the emotions go deep, you feel it is as shallow as it can get. When Meyer’s dark, distant voice talk-sings, for example in ‘Highway Hypnosis’ there is definitely something wrong, although the music sounds fresh and crispy. That’s the essence of Heat: the music gives you the chilling experience of being two things at once: alleviation and damnation.

There is only one band that is as good in this discord as Hunter Complex: Trans Am. Surrender To The Night, released in 1997, was like a postmodern dream that in a way predicted the end of the optimistic 90s. Heat seems to sum up the hopeless situation our current world is in. Far from a positive message and instead of easing the pain, like Rush did on Signals, the strong positivism that leaks from the melodic and warm synths make the pain even worse – it’s a brilliant combination.

And then there is the strong visual language of the album cover by Meyer and Narrominded co-owner Coen Oscar Pollack, which works to create even more distance.

In his debut novel Less Than Zero Brett Easton Ellis lets his principal character Clay see a sign with ‘disappear here’ on it. Much more so than the Bloc Party ‘Song For Clay (disappear here)’,Heat is the perfect soundtrack for that scene.

Theo Ploeg

original article

musicfrom.nl review: heat

hunter complex - heat front4 / 5

Het klinkt misschien lachwekkend, maar veel digitale elektronica uit de jaren tachtig werd ontworpen om het geluid van echte instrumenten zo dicht mogelijk te benaderen. Lars Meijer, het brein achter Hunter Complex maakt ook bewust gebruik van die koud klinkende wavetables, blokgolven en zaagtanden om donkere synthpop te maken die direct uit de jaren tachtig lijkt te zijn overgestraald.

Als het de bedoeling was om een temporele paradox te creëren die het ruimte-tijd continuüm zou ontwrichtten om ons terug te voeren naar de eighties, dan is dit experiment geslaagd. Zou Giorgio Moroder een dag depressief en paranoïde zijn geweest, dan zou hij dit soort muziek maken; een radiostation vol etherische synthscapes waar je bij kunt wegdromen.

Ergens doen de creaties van Hunter Complex denken aan een soundtrack voor een Mad Max sequel, maar het mistaat ook niet bij een meer moderne, artistieke game a la Swords & Sorcery waar 8-bit hoogtij vierde. Daarmee ontwijkt Heat knap het kitsch-label wat hieraan waarschijnlijk 30 jaar geleden zou zijn gehangen. Nostalgisch, en toch ergens heel modern.

Hoewel de droge beats die de muziek voortdrijven je doen denken dat je in een achtervolging zit met de cyberpolitie in Tron, zijn vooral de synthscapes bepalend voor de plaat. Surrealistische beelden flitsen door je hoofd bij het horen van die gelaagde drones en pads. Meijer probeert hier zelf nog overheen te zingen, maar raakt verdwaalt in zijn eigen oerwoud van reverb. Het is beter zo. Zonder enige menselijke tussenkomst in deze wereld van kale synthese levert dit een des te meer dystopisch gevoel op.

Als je oud genoeg bent om de jaren tachtig bewust te hebben meegemaakt, raakt Heat een nostalgische snaar. Voor fans van New Wave of Italo valt er zo genoeg te genieten, tegelijkertijd is het zo retro dat het weer hip is, ook voor hen die geen warme herinneringen hebben aan dat koude decennium.

Jorgen van de Burgt

dark entries review: heat

hunter complex - heat front7 / 10

De nieuwe elpee van het Nederlandse Hunter Complex laat de temperatuur hier ten huize een paar graden stijgen en dat komt niet alleen door de titel. Heat wentelt, zwelgt en beweegt op de tonen van een warm, suggestief symfonisch klanktapijt. Het gamma aan keyboards, drummachines en synthesizergeluiden lijkt onuitputtelijk. Heat zou ook de soundtrack van een nog te maken film kunnen zijn. De meeste composities houden op een subtiele manier een onderhuidse spanning levend, het soort dat je onrustig op je stoel laat schuiven. De manier van zingen van Lars Meijer lijkt sterk op die van Graham Lewis (groepslid van het legendarische Wire en actief in tal van andere projecten als He Said, Ocsid en Duet Emmo). Room zou je zelfs bijna bestempelen als een Wire song. Soms is het wat te veel van het goede zoals in Atlantic en Space; allebei pompeus en gekunsteld waarbij de synthesizers vrij baan krijgen. In het mooie, instrumentale Daylight en het knappe, wat meer robuuste China Rain wordt alles iets beter gedoseerd en dat loont. Heel fraai is ook het prima onderbouwde Hours, meteen een fijne afsluiter voor deze Heat.

Paul Van de gehuchte

original article